uit: Misschien moet alles eerst op tekening hersteld, 2017
KRASSEND
Elke ochtend is de lucht leeg. Zoals de vogels
wegwaaiden, zo stelt zich het noodlot
voor. Wij hen. Hoe zich te behoeden. Bij elk
oversteken de vingers recht zodat
ze passen in elkaars hand. Trucjes die we elkaar
leren. Bovenop het maanlicht
bedelaars, meisjes van plezier, centenvangers,
de laatste zon, willen we niet
allemaal hetzelfde. Voel hoe warm de huid
daar ligt. Voel aan die kracht het
lijf dat volgt. Voel hoe we samenvallen. De
uiteengereten overkant de grensstrook.
Daarachter dan. Daar zijn ze. De kwetterende
beestjes in lichtgevende bomen.
EEN SOORT NIETS
Het verblijf hier een vakantie, een varen
met zijn boot en onderweg
aanleggen bij de kromming van het water.
Een stil dorp, een buurtsuper,
vreemde indelingen en geuren voor een
verplichte bijdrage van mijn kant.
Koken met schaarse ingrediënten en onder
lage plafonds en dan het
uitzicht, de deuren halfopen nog en het
plonzen, kwaken en schrapen.
Bellen happende dieren, kringen in het
oppervlak, roerloos later
dat lijf dat ineengerold mij behoedde voor
mogelijke gevaren vanuit dat niets.
DAT VENSTER
De grond begint te scheuren, het is
alsof mijn mamma bij de voordeur het
tafellaken uitschudt en
scheldend op de grote vogels probeert
de kruimels te verdelen. Of hoe je soms
het slijpsel van je potloden
op een ongebruikt velletje papier tracht
te schuiven, alles net onder de tafelrand.
Of hoe je soms de stappen
telt naar de overkant en steeds ‘af’ bent.
Ik bedoel dat het grafiet je vingers zwart
maakt en kleine vogels
altijd verliezen van de grote. De hakken
modderig, de sporen slippend, niets is
erg, ook de overkant is maar
een andere richting. Misschien moet alles
eerst op tekening hersteld. Een strook groen,
wat krokussen, een kat.
BEREIKBAAR
Wat voorhanden ligt, blijft daar: de maan net
om de hoek van het huis, hangend
tussen natte takken, zwarte reikhalzende armen;
het zingend kind van wie de echo
in het lege huis tot in mijn bestemming dringt;
mijn vakantievierende zelf, het
ontdekken van alles wat onder het gras geschoven
opnieuw ging leven; rust die
mijn handelingen zangerig maakte alsof ikzelf
van grote hoogte toekeek, zag dat
het goed was. Misschien is er alleen dat laatste
nog: toekijken maar nooit zeker weten of
iets naar behoren is, er in ieder geval naartoe
schrijven, tot zwaaiend toe.